In 1886 kwam een 32 jaar oude Van Gogh aan in Parijs "zonder te weten wat de Impressionisten waren." Toen hij twee jaar later vertrok, had hij het modderige palet en de grove penseelvoering die zijn eerdere werk hadden gekenmerkt van zich afgeworpen en die nieuwste ontwikkelingen in de schilderkunst omarmd. Hier demonstreert hij zijn kennis van de Neo-Impressionistische techniek en kleurentheorie, terwijl hij gebruik maakt van de achterkant van een Hollandse boerenstudie die hij had meegenomen naar Parijs. Tijdens zijn verblijf in deze stad maakte Van Gogh meer dan twintig zelfportretten. Het had weinig geld, maar desondanks was hij vastbesloten zijn vaardigheden als figuurschilder aan te scherpen. "Ik kocht opzettelijk een goede spiegel, zodat ik als ik geen model had, naar mijn eigen gelijkenis kon werken." Zodoende werd hij de beste portrettist van zijn eigen evenbeeld.




Zelfportret met strohoed
olieverf op canvas • 40.6 × 31.8 cm