In de late jaren twintig stelde Miró vragen bij het gebruik van verf als medium en begon hij te zoeken naar nieuwe uitdrukkingsmiddelen. Later, terwijl hij aan zijn schilderijen op masoniet aan het werken was, werd hij zich bewust van bepaalde poëtische kwaliteiten die inherent zijn aan het materiaal en voelde hij het esthetisch potentieel ervan. Miró streefde naar de interpenetratie van materialen - vaak lijkt het alsof dit met geweld is opgelegd. Het contrast van de materialen (caseïne, zwarte schoensmeer, teer en zand, bovenop olieverf) en de ruwe drager van het masoniet geven uitdrukking aan het geweld waarmee dit schilderij is gemaakt.




Schilderij
Zand, masoniet • 78 x 108 cm