Recent wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat Pieter Claesz, de karakteristieke Nederlandse schilder, van de zuidelijke provincies naar Haarlem kwam. De invloed van Antwerpen is inderdaad terug te vinden in zijn vroege werk. Maar tegen het eind van 1620 had hij, door het toepassen van de tonale techniek die algemeen werd gebruikt door Nederlandse landschapschilders, zijn persoonlijke bijzondere stijl ontwikkeld. Zijn schilderijen beantwoordden daarmee aan de puriteinse protestantse smaak, die in schril contrast stond met de kleurrijke en decoratieve stijl van de Vlaamse meesters. De zogenoemde 'monochrome' tafelblad stillevens waren zeer geliefd en Pieter Claesz had veel volgelingen en imitators. Kortom: hij stond aan de wieg van een school. Het geheim achter de door hem beoogde effecten vormde een compositie van slechts enkele voorwerpen, objecten die werden bezien in een realistische close-up, waarbij de nadruk lag op het met een bijna tastbaar naturalisme afbeelden van zaken. Maar, de aantrekkelijke verzameling van mooie voorwerpen en eetbare objecten, die op een op het eerste gezicht willekeurige manier zijn gerangschikt, zet ons aan het denken. Terwijl wij ons richten op de details, worden we binnengezogen in de intieme wereld van de kunstenaar.
Dit ongebruikelijk groot uitgevoerde stilleven, verrijkt met decoratieve elementen, geschilderd samen met een collega, neemt een bijzondere plaats in zijn oeuvre in. Het was niet ongebruikelijkvoor Nederlandse meesters, die voor de verkoop produceerden, om zich toe te leggen op bepaalde werkzaamheden. Zij werkten daarom samen met anderen aan een bepaald schilderij. Wel was het ongewoon dat verschillende voorwerpen van een stilleven werden geschilderd door andere handen. Dit is het enig overgebleven voorbeeld van het oeuvre van Pieter Claesz waarop zowel zijn monogram als de handtekening van een andere kunstenaar, samen met de datum, duidelijk zijn te lezen. Dit levert een duidelijk bewijs voor hun samenwerking. Het sterkere, meer uitgesproken deel, met de enorme roemer en de omgevallen berkemeyer ernaast, de stukken brood op de metalen schaal en het witte dichtgevouwen tafelkleed, is het werk van Pieter Claesz. De prachtige stukken fruit die het grotere vlak rechts in het schilderij vullen zijn van de hand van Roelof Koets. Niettemin, de sterk vormgegeven linkerkant en de zachtere, kleurrijkere en drukke decoratieve rechterkant verenigen zich tot volledig samenhangend geheel. Tegen de achtergond van een bruinachtig olijfgroene grondtoon, vestigt de felle belichting de aandacht op het witte tafelkleed en het brood, de wijn die goudachtig fonkelt in het glas en de weerkaatsing ervan in het raam, de appels en de uitbollende druiventros.
De twee kanten van het schilderij vullen elkaar ook onderling uitstekend aan. De sterk belichte wijn en het brood, symbolen van de eucharistie, verwijzen naar het bloed en het lichaam van Christus. Voor hedendaagse beschouwers zou de appel symbool staan voor de zondeval. De druiven vormen nog zo'n christelijk symbool: zoals het lichaam van de Messias werd geschonden, zo worden druiven geplet om een edele drank te vervaardigen. Allegorieën van de zondeval en de verdrijving uit het paradijs mogen op ons wat overdreven overkomen in een stilleven van zo'n zinnelijke schoonheid, maar in de protestantse noordelijke Nederlanden, dienden natuurlijke verschijnselen en alledaagse voorwerpen ertoe om religieuze gedachten over te brengen. En misschien vormde de verborgen vrome boodschap een soort excuus voor de kunstenaar om te schilderen en voor de puriteinse beschouwers om te genieten van de genoegens en de schone kanten van het leven in weelderige overdaad.