Dit tafereel, gedateerd 1849, laat het eerste ploegen zien. Dat vond plaats in de vroege herfst om de toplaag van de bodem te breken en te beluchten tijdens de winter. Het mooie golvende landschap met beboste heuvels in de verte is het decor achter twee ossenspannen die de zware ploegscharen trekken. De net gekeerde aarde tekent strepen op de voorgrond.
De aandacht wordt gericht op het eerste span Charolais-Nivernais runderen, waarvan de roodbruine en witte vachten glanzen in het koele, bleke licht. Het is vooral een schilderij van dieren en de ossen zelf zijn de hoofdrolspelers, weinig ruimte overlatend voor de mensen. De ossendrijver is een bescheiden personage. Het is een lofzang op de boerenarbeid waarvan de grootsheid werd benadrukt, want in de nadagen van de revoluties van 1848 stond deze in schril contrast met de corruptie in de steden. Het is ook een eerbetoon aan de provinciale regio's, zoals de Nivernais, met zijn agrarische tradities en boerenlandschappen.
Dit waren allemaal redenen waarom dit realistische doek vrijwel unanieme bijval van de kunstcritici vond. De Franse staat die de opdracht voor het werk, oorspronkelijk bestemd voor het Musée de Lyon, had gegeven aan Rosa Bonheur, besloot het doek in Parijs te houden, in het Musée du Luxembourg. Nadat de kunstenaar was overleden -rijk en beroemd in Frankrijk, Engeland en vooral in de Verenigde Staten- verhuisde het naar het Louvre om later in het Musée d'Orsay te worden geplaatst.
PS Koeien zijn prachtige modellen. En dit artikel bewijst het eens temeer.