Émile Bernard was een sleutelfiguur in de vroege ontwikkeling van de moderne kunst. Hij was niet tevreden met de verschillende benaderingen van het impressionisme en zocht een nieuwe richting. In 1886 en 1887 bedacht en introduceerde hij het cloisonnisme - een stijl die wordt gekenmerkt door gedurfde, vereenvoudigde ontwerpen, levendige kleuren en zware contouren, die doen denken aan de eeuwenoude emailtechnieken. Deze innovatieve benadering legde de basis voor het synthetisme en het symbolisme.
In die tijd had Cézanne een belangrijke invloed op jonge avant-garde kunstenaars. “Men zou kunnen zeggen, als men dat zou willen, dat het Cézanne was die als eerste compartimenteerde,” merkte Paul Sérusier op. Bernard en Paul Gauguin gingen regelrecht tegen deze analytische benadering in en verkenden een meer synthetische visie op de kunst. Tijdens hun tijd samen in Pont-Aven in de zomer van 1888 ontwikkelden ze een revolutionair concept: schilderen vanuit het geheugen in plaats van schilderen vanuit directe waarneming. Niet langer gebonden aan plein-air methoden, werden kunstenaars nu aangemoedigd om het onderwerp te interpreteren via de geest in plaats van het simpelweg te repliceren.
PS Hoe goed ken jij de kunstenaars na Van Gogh, Gauguin en Cézanne? Je kan jezelf testen in onze quiz: Kun jij deze post-impressionistische schilders raden? En als je niet alle antwoorden goed hebt, kan je de online cursus Post-Impressionisme 101 bekijken!